De Keuring NEN 2484 draagbaar klimmaterieel is een visuele inspectie volgens de norm NEN 2484 en/of het Besluit Draagbaar Klimmaterieel

Niet alleen op de bouwplaats, maar ook het gewone huis-, tuin- en keukengebruik is de bron van vele ongevallen met ladders en trappen. Gebrek aan kennis van het klimmaterieel en onjuiste werkmethoden zijn meestal de oorzaak van ongevallen. Ligt de oorzaak van het ongeval bij het klimmaterieel zelf, dan is er sprake van ondeugdelijk materieel.

Door het laten keuren van uw draagbaar klimmaterieel kunt u aantonen dat u “veilige” arbeidsmiddelen beschikbaar stelt aan uw werknemers. Keuringen en inspecties van ladders en trappen worden door HoMSS Keurmeesters uitgevoerd volgens de norm NEN 2484 en het Besluit Draagbaar Klimmaterieel.

Keuring NEN 2484 draagbaar klimmaterieel

Keuring NEN 2484 draagbaar klimmaterieel

De keuring van ladders en trappen omvat een visuele inspectie. Aan de hand van een checklist worden de onderdelen gecontroleerd.

  • Algemene inspectie punten
    Aan de hand van een checklist worden de onderdelen op de algemene inspectiepunten gecontroleerd
  • Onderdelen draagbaar klimmaterieel
    Beschrijving van de algemene inspectiepunten per onderdeel
  • Administratie en certificaten
    Wanneer de inspectie is verricht ontvangt u een sluitende aantoonbare administratie en certificaten voor al uw gekeurde arbeidsmiddelen

Keuring NEN 2484 draagbaar klimmaterieel

De keuring van ladders en trappen omvat een visuele inspectie. Aan de hand van een checklist worden de onderdelen gecontroleerd.

  • Algemene inspectie punten
    Aan de hand van een checklist worden de onderdelen op de algemene inspectiepunten gecontroleerd
  • Onderdelen draagbaar klimmaterieel
    Beschrijving van de algemene inspectiepunten per onderdeel
  • Administratie en certificaten
    Wanneer de inspectie is verricht ontvangt u een sluitende aantoonbare administratie en certificaten voor al uw gekeurde arbeidsmiddelen

AANVULLENDE INFORMATIE KEURING NEN 2484 DRAAGBAAR KLIMMATERIEEL

KEURING NEN 2484 
  • Algemene inspectie punten
    Aan de hand van een checklist worden de onderdelen op de algemene inspectiepunten gecontroleerd
  • Onderdelen draagbaar klimmaterieel
    Beschrijving van de algemene inspectiepunten per onderdeel
  • Administratie en certificaten
    Wanneer de inspectie is verricht ontvangt u een sluitende aantoonbare administratie en certificaten voor al uw gekeurde arbeidsmiddelen

Algemene inspectiepunten:

  • Controle op beschadigingen, deuken, scheuren, verbuigingen, vormen van slijtage;
  • Controleer de staat van materiaal;
  • Overmatige corrosie is niet toegestaan
  • Controle van de rechtheid;
  • Controle van alle verbindingen;
  • Het beslag dient degelijk bevestigd te zijn zonder speling;
  • Controle op verkleuringen van het aluminium. Wordt aluminium plaatselijk dof, dan heeft het mogelijk een te zware belasting gehad;
  • Controle van het functioneren
  • Controle van de aanwezigheid van de materialen. Is de ladder of trap nog compleet;
  • Controle op interingen van het materiaal;
  • Controle van de afdekdoppen;
  • Controle van de ladder en trapvoeten op profiel, aanwezigheid en mate van uitdroging;
  • Controle van het functioneren in gebruiksstand;
  • Het antislip loopvlak dient intact te zijn. Dat wil zeggen er dient een antislipfunctie gewaarborgd te zijn.

Ladderbomen en trapstijlen

Ladderbomen en trapstijlen dienen recht te zijn. Beschadigingen in de vormen van deuken mogen beperkt voorkomen. Lichte ondiepe deuken zijn toegestaan zolang het geen scherpe inkeping betreft. In ladderbomen en trapstijlen mogen geen gaten zijn aangebracht anders dan door de fabrikant aangebracht.

Sporten/treden

De sporten en/of treden dienen recht te zijn. Beschadigingen als scheuren, gaten en deuken zijn niet toegestaan.

Sport-boomverbinding/trede-stijlverbinding

Er mogen geen beschadigingen worden geconstateerd in de sport-boomverbinding. Bij aluminium ladders welke voorzien zijn van een felsrand komt dit fenomeen wel voor. Haarscheurtjes zijn hier toegestaan mits ze niet doorlopen tot in de ladderboom. Als haarscheurtjes in laswerk wordt geconstateerd dient de ladder of trap afgekeurd te worden.

Beslag van ladders en trappen

Onder beslag van ladders en trappen worden onder andere opsteekhaken, ladder geleidehaken, schuifhaken, valhaken en beugels verstaan.

Bevestigingsmaterialen

Onder bevestigingsmaterialen van ladders en trappen worden onder andere verstaan: bouten, moeren, schroeven, popnagels, spieën, lassen, lijmen, bevestigingsstrippen en overig ijzerwerk.

Reformpennen en reformhaken

Reformpennen en reformhaken hebben als functie dat ze een reformladder in reformstand kunnen zetten.

Spreidstand beveiliging

Bij reformladders en bij trappen is een spreidstand beveiliging verplicht. De spreidstand beveiliging voorkomt dat trappen en reformladders onder een te grote hoek kunnen worden geplaatst. Spreidstand beveiligingen kunnen worden uitgevoerd in de vorm van nylon banden, aluminium strippen of bijvoorbeeld door middel van een bordes scharnier.

Optrektouw en katrol

Optrektouwen kunnen zijn gemaakt van sisal, polypropyleen of nylon. Een belangrijk keuringspunt is het functioneren van het optrekmechanisme. De touw dikte dient minimaal 8 mm te bedragen.

Laddervoeten en trapvoeten

Laddervoeten en trapvoeten zijn verplicht bij enkele en meervoudige ladders en trappen. De laddervoeten mogen niet gescheurd zijn. De laddervoeten zijn versleten als er onvoldoende profiel op zit d.w.z. minder dan 1 mm. Bij vervanging dienen beide doppen te worden vervangen.

Afdekdoppen

De afdekdoppen, ook wel afdekkappen, eindstukken, opvulblokken genoemd hebben als functie dat ze voorkomen dat de ladderbomen beschadigen als ze tegen een object geplaatst worden. Ook wordt de kans op het directe verschuiven van de ladder verkleind. Deze accessoires mogen niet te veel zijn afgesleten en niet gescheurd zijn. Men moet controleren dat de bescherming tegen stoten of beschadigen nog voldoende blijft.

Sportlatten

Sportlatten, ook wel versterkingsstrip, sportstrips, schoorstrips genoemd, hebben als functie dat ze het doorbuigen van de onderste sporten voorkomen. Hiervoor zijn strips of latten aan de zijkant van de sporten bevestigd in het verlengde van de ladderboom.

Uitschuifbegrenzing

Meerdelige ladders dienen te beschikken over een mechanisme dat het te ver uitschuiven van de ladder begrenst. Deze uitschuifbegrenzing kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Een aantal voorbeelden zijn:

  • Uitstekende nokken of pallen aan de buitenkant van de ladderbomen;
  • Aluminium strippen of houten latten die zich bevinden tussen de twee bovenste sporten van het eerste en tweede ladderdeel;
  • Webbanden;
  • Een in de constructie van de ladder ingebouwde uitschuif belemmering.

Steunbeugel

De steunbeugel, ook wel kniebeugel genoemd dient gebruikt te worden als de bovenste standplaats een vergroot stavlak is die dieper is dan 1 trede. De steunbeugel dient gecontroleerd te worden op aanwezigheid, beschadiging en of deze spelingvrij bevestigd is.

Bordes

Het bordes vervult de functie van staplateau. Voor de duidelijkheid, deze mag alleen worden betreden als de trap voorzien is van een steunbeugel.

Wanneer de visuele inspecties van het draagbaar klimmaterieel is uitgevoerd, ontvangt u een sluitende aantoonbare administratie en testcertificaten voor al uw gekeurde arbeidsmiddelen. Deze administratie heeft de volgende inhoud:

  • Overzicht lijsten van uw gekeurde arbeidsmiddelen
  • Test certificaten / inspectie rapporten visuele controles voor elk arbeidsmiddel
  • Keurmeester certificaten HoMSS Keurmeesters (bevoegdheid tot keuren)

De administratie van de inspecties leveren wij standaard in pdf documenten digitaal per e-mail. Ook maakt HoMSS Keurmeesters maakt gebruik van de online applicatie Gereedschapbeheer voor de administratie /  keuringsresultaten van haar klanten.

Als klant kunt u inloggen op uw eigen web omgeving en heeft u de mogelijkheid alle documenten van uw gekeurde arbeidsmiddelen in te zien, te downloaden en te printen.

NORMERINGEN EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN WETGEVING

  • De normering van draagbaar klimmaterieel
    Omschrijving van de normen voor draagbaar klimmaterieel (ladders en trappen)
  • Algemene eisen draagbaar klimmaterieel
    Omschrijving van de algemene eisen van draagbaar klimmaterieel (ladders en trappen)
  • Wat de ARBO Wet zegt over keuren en arbeidsmiddelen
    Enkele uitgelichte onderwerpen uit de arbeidsomstandighedenwetgeving met betrekking tot het keuren van arbeidsmiddelen en werken op hoogte.

De norm EN 131

In Europees verband zijn de eisen ten aanzien van ladders en trappen vastgelegd in de vorm van de EN 131 (deel 1 en 2). De Nederlandse Arbowet stelt echter hogere eisen, waardoor deze norm in Nederland geen wettelijke basis heeft en dus als zodanig van weinig belang is.

De norm NEN 2484

In de Arbo beleidsregels was tot 1 januari 2007 vermeld dat draagbaar klimmaterieel tenminste dient te voldoen aan de NEN 2484. De NEN 2484 is samengesteld op basis van het Besluit draagbaar klimmaterieel, de EN 131 en is aangevuld met specifieke eisen welke nodig zijn voor inzet van klimmaterieel voor zakelijk gebruik. In de NEN 2484 zijn met name sterkte eisen opgenomen waar draagbaar klimmaterieel aan dient te voldoen.

Besluit draagbaar klimmaterieel (WarenWet)

De wettelijke regels voor het keuren van ladders en trappen zijn aangepast met ingang van 1 januari 2007. In deze staat nu:

“Ladders, die gebruikt worden als toegangsmiddel of als arbeidsmiddel, dienen tenminste te voldoen aan het Besluit Draagbaar Klimmaterieel (Warenwet)”.

Op dit moment is de situatie dus als volgt;

Een als arbeidsmiddel gebruikte ladder of trap hoeft niet aan de NEN 2484 te voldoen. De wetgever geeft simpelweg aan dat ladders en trappen aan de WarenWet / het Besluit Draagbaar Klimmaterieel moeten voldoen. Hierin wordt geen norm besproken.

Let op!! Bij gebruik binnen een Arbo omgeving is de werkgever verplicht om de werknemer deugdelijke arbeidsmiddelen te verstrekken. Deze dienen geschikt te zijn voor de gebruiksomgeving / omstandigheden. Dit betekent dat de Arbo (bij een ongeval) alsnog de aansprakelijkheid bij u als werkgever kan neerleggen, ondanks dat u kunt aantonen dat gekeurd materiaal is ingezet. Zorg dat u daarom altijd een wel overwogen keus maakt met de aanschaf / inzet van uw materiaal.

Algemene eisen draagbaar klimmaterieel

Gebruikersinstructie

Formeel dient een gebruikershandleiding bij het product aanwezig te zijn. In de praktijk is dit vrijwel nooit het geval, daarom wordt het ontbreken ervan niet als afkeurcriterium gehanteerd. Wel adviseren wij een gebruikersinstructie in de vorm van een pictogram (sticker). Bij de keuring van ladders of trappen wordt door HoMSS Keurmeesters een document van de gebruiksaanwijzing draagbaar klimmaterieel toegevoegd aan de administratie.

Functioneren

Een ladder en/of trap dient te functioneren. Alle bewegendeonderdelen dienen soepel te functioneren en bewegen.

De mate van rechtheid

Een ladder of trap mag niet scheluw, getordeerd of krom zijn. De rechtheid is van belang voor het soepel functioneren van de ladder en/of trapdelen.

De mate van vervuiling

Houd ladders en trappen schoon. Vuil gaat in antisliplagen gaat zitten waardoor het de functie verliest.

De staat van het materiaal

# Geen overmatige roest;
# Stijfheid van de ladder of trap, deze en dient een star en stijf geheel te zijn.

De afmetingen conform de normen

De sportafstanden, breedtematen, smalste deel, breedte/lengte verhoudingen, etc. De afmetingen dienen te voldoen aan het Besluit draagbaar klimmaterieel. Dit is te controleren aan de hand van dit besluit.

Speling

De afkeurcriteria voor wat betreft speling zijn niet meetbaar vastgelegd. Overmatige speling is niet toegestaan. Controle van alle bewegende delen en vaste verbindingen.

Enkele uitgelichte artikelen uit de ARBO Wet.

Meer informatie kunt u vinden in het Arbeidsomstandighedenbesluit op de site wetten.nl.

 

Artikel 7.4a. Keuringen

1.Een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie wordt na de installatie en voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren.
2.Een arbeidsmiddel als bedoeld in het eerste lid, wordt voorts na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren.
3.Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties wordt, zo dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd.
4.Een arbeidsmiddel als bedoeld in het derde lid wordt voorts gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd, telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel. Als uitzonderlijke gebeurtenissen worden in ieder geval aangemerkt: natuurverschijnselen, veranderingen aan het arbeidsmiddel, ongevallen met het arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel.
5.Keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.
6.Schriftelijke bewijsstukken van de uitgevoerde keuringen zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan de
toezichthouder.
7.Dit artikel is niet van toepassing op attractie- en speeltoestellen waarop het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen van toepassing is.
8.Het eerste tot en met het vijfde lid zijn niet van toepassing op steigers waarop artikel 7.34 van toepassing is.
9.Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op:
a. hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen waarop artikel 7.29 van toepassing is;
b. liften waarop het Warenwetbesluit liften van toepassing is.
10.[Dit lid is nog niet in werking getreden.]
11.Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op drukapparatuur waarop artikel 12b van het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is.
12.Het derde lid is niet van toepassing op:

  • a. hijs- en hefgereedschap waarop artikel 7.20 van toepassing is;
  • b. containers waarop het Warenwetbesluit containers van toepassing is;
  • c. hijskranen waarop de artikelen 6d tot en met 6f van het Warenwetbesluit machines van toepassing zijn;
  • d. transportsteigers waarop het Warenwetbesluit liften van toepassing is;
  • e. drukapparatuur waarop artikel 12c van het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is.

13.Het vierde lid is ten aanzien van wijzigingen of reparaties niet van toepassing op drukapparatuur waarop artikel 12c van het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is.
4.Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing op bouwliften voor personenvervoer waarop het Warenwetbesluit liften van toepassing is.

Artikel 7.4. Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen

1.Een arbeidsmiddel bestaat uit deugdelijk materiaal.
2.Een arbeidsmiddel is van een deugdelijke constructie.
3.Een arbeidsmiddel is zodanig geplaatst, bevestigd of
ingericht en wordt zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde
gebeurtenis voordoet zoals verschuiven, omvallen, kantelen, getroffen worden
door het arbeidsmiddel of onderdelen daarvan, oververhitting, brand,
ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit
zoveel mogelijk is voorkomen.
4. Artikel 3.17 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7.23. Algemeen

1.Indien tijdelijke werkzaamheden op hoogte niet veilig en onder passende ergonomische omstandigheden op een daartoe geschikte werkvloer kunnen worden uitgevoerd, worden de meest geschikte arbeidsmiddelen gekozen om veilige arbeidsomstandigheden te waarborgen en te handhaven. Om dit te bereiken:
a. krijgen collectieve veiligheidsmaatregelen voorrang boven persoonlijke veiligheidsmaatregelen;
b. zijn de afmetingen van de arbeidsmiddelen:

  • 1°. afgestemd op de aard van de te verrichten werkzaamheden;
  • 2°. afgestemd op de voorzienbare belastingen, en
  • 3°. zodanig dat zonder gevaar doorgang mogelijk is;

c. worden de meest geschikte toegangsmiddelen voor de tijdelijke arbeidsplaats op hoogte gekozen afhankelijk van het verkeer, de te overbruggen hoogte en de gebruiksduur;
d. biedt het gekozen toegangsmiddel de mogelijkheid van ontruiming bij dreigend gevaar;
e. levert het overstappen van een toegangsmiddel op platformen, vloeren of loopbruggen en omgekeerd geen extra valrisico’s op.
2.Met inachtneming van het eerste lid wordt het gebruik van ladders en trappen als arbeidsplaatsen op hoogte beperkt tot omstandigheden waarin het gebruik van andere, veiliger arbeidsmiddelen niet gerechtvaardigd is in verband met het geringe risico, en

  • a. vanwege de korte gebruiksduur, of
  • b. de bestaande kenmerken van de locaties die de werkgever niet kan veranderen.

3.Toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen worden alleen gebruikt onder omstandigheden waarin uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, blijkt dat het werk veilig kan worden uitgevoerd en waarin het gebruik van andere, veiliger arbeidsmiddelen redelijkerwijs niet mogelijk is.
4.In het geval, bedoeld in het derde lid, wordt, rekening houdend met de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, en met de duur van de werkzaamheden en met de ergonomische vereisten, voorzien in een zitje met geschikte toebehoren.
5.Afhankelijk van het te gebruiken arbeidsmiddel worden ter minimalisering van de aan dit arbeidsmiddel verbonden risico’s voor de werknemers, de nodige maatregelen genomen. Zo nodig worden valbeveiligingen aangebracht.
6.De valbeveiligingen zijn van een zodanige configuratie en sterkte dat vallen van hoogte wordt voorkomen of dat een eventuele val wordt gestopt, zodanig dat letsel bij de werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen.
7.De collectieve valbeveiligingen worden alleen onderbroken daar waar zich een toegang tot een ladder of trap bevindt.
8.Wanneer de uitvoering van werkzaamheden vereist dat een collectieve valbeveiliging tijdelijk wordt verwijderd, wordt gezorgd voor doeltreffende, vervangende veiligheidsvoorzieningen.
9.De werkzaamheden, bedoeld in het achtste lid, worden niet uitgevoerd zolang deze vervangende voorzieningen niet zijn getroffen.
10.Na de definitieve of tijdelijke beëindiging van de werkzaamheden, bedoeld in het achtste lid, worden de collectieve valbeveiligingen weer aangebracht.
11.Tijdelijke werkzaamheden op hoogte worden slechts uitgevoerd wanneer de weersomstandigheden de veiligheid en gezondheid van de werknemers niet in gevaar brengen.

Artikel 3.16. Voorkomen valgevaar

1.Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat is zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht of is het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen.
2.Er is in elk geval sprake van valgevaar bij aanwezigheid van risico verhogende omstandigheden, openingen in vloeren, of als het gevaar bestaat om 2,5 meter of meer te vallen.
3.Het eerste lid is niet van toepassing op arbeid onder omstandigheden waarin het gebruik van ladders en trappen is toegestaan als bedoeld in artikel 7.23, tweede lid.
4.Indien de in het eerste lid genoemde voorzieningen niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen, zijn ter voorkoming van het gevaar voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze aangebracht of worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt dan wel worden andere technische middelen toegepast, die ten minste een zelfde mate van beveiliging van de in het eerste lid bedoelde arbeid geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming.

Beleidsregel 7.4 -4. Deugdelijkheid ladders

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.4.
Ladders die gebruikt worden als toegangsmiddel of als arbeidsmiddel dienen tenminste te voldoen aan het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet).

Besluit draagbaar klimmaterieel

Besluit van 29 januari 1986, houdende regelen met betrekking tot bepaalde ladders en trappen.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 24 januari 1985, DG Vgz/VVP/P, nr. 80093, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, P. H. van Zeil en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. Kappeyne van de Coppello;

Overwegende dat het wenselijk is met betrekking tot de veiligheid van bepaalde ladders en trappen regelen te stellen ter voorkoming van lichamelijk letsel;
Gelet op de artikelen 1, 14, 14a, 16 en 16a van de Warenwet (Stb. 1935, 793);
De Adviescommissie Warenwet gehoord (advies van 10 juni 1983, nr. 13451(11)15);

De Raad van State gehoord (advies van 21 juni 1985, no. W13.85.0102/21.5.25);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 16 januari 1986, DG Vgz/VVP/P, nr. 82331, uitgebracht mede namens voornoemde Staatssecretaris van Economische Zaken en voornoemde Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

1.In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. draagbaar klimmaterieel: de waar, bestaande uit bomen of stijlen en treden of sporten alsmede beslag en al dan niet voorzien van een daarmee één geheel uitmakend platform of standplaats, bedoeld om één gebruiker tegelijk de mogelijkheid te verschaffen een hoogteverschil te overbruggen dan wel een verhoogde c.q. verlaagde standplaats te bieden, en die bedoeld is om zonder mechanische hulpmiddelen te worden getransporteerd;
  • b. bomen of stijlen: de onderdelen van draagbaar klimmaterieel, die ten doel hebben de treden of sporten op een vaste afstand van elkaar te ondersteunen, het geheel de nodige stijfheid en stabiliteit te geven en tevens de gebruiker het nodige houvast te bieden;
  • c. treden of sporten: de op onderling gelijke afstand aanwezige horizontale onderdelen van het draagbare klimmaterieel, die als sta- en klimvlak dienst kunnen doen;
  • d. platform of standplaats: een onderdeel van draagbaar klimmaterieel als bedoeld onder c, met een vergroot oppervlak dat als hoogste standplaats kan fungeren;
  • e. beslag: alle onderdelen van het draagbare klimmaterieel niet genoemd onder b, c en d, die noodzakelijk zijn om het klimmaterieel te laten functioneren.

2.In de zin van dit besluit wordt niet verstaan onder draagbaar klimmaterieel:

  • a. draagbaar klimmaterieel bedoeld om uitsluitend als speelgoed te worden gebruikt;
  • b. door Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen aan te wijzen draagbaar klimmaterieel.

Artikel 2

1.Draagbaar klimmaterieel moet:

  • a. voor wat betreft aard, samenstelling en andere eigenschappen van het gebezigde materiaal deugdelijk zijn;
  • b. een zodanige constructie hebben dat het gevaar voor de gebruiker om letsel op te lopen, dat bij gebruik van klimmaterieel aanwezig is, door de uitwendige staat, de stabiliteit of de sterkte van het draagbare klimmaterieel niet wordt vergroot.

2.Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen kunnen omtrent het in het eerste lid bepaalde nadere regelen stellen. Deze regelen worden in de Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 3

1.Draagbaar klimmaterieel moet zijn voorzien van de volgende aanduidingen:

  • a. type-aanduiding van de waar;
  • b. de naam of handelsnaam en het adres van de fabrikant, importeur of verkoper;
  • c. een gebruiksaanwijzing welke, voor zover van toepassing, in ieder geval de voorschriften A5, B3, B10, C3 en C8 van de bij dit besluit behorende bijlage “Voorschriften inzake de inhoud van de gebruiksaanwijzing en de handleiding voor draagbaar klimmaterieel”, of voorschriften van gelijke strekking bevat, alsmede een verwijzing naar een in het derde lid genoemde handleiding.

2.De in het eerste lid genoemde aanduidingen moeten in de Nederlandse taal gesteld, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar op de waar zijn aangebracht waarbij de in het eerste lid onder c genoemde gebruiksaanwijzing zich op een in een gebruikssituatie goed zichtbare plaats dient te bevinden.
3.Draagbaar klimmaterieel moet zijn vergezeld van een handleiding welke tenminste de in de bij dit besluit behorende bijlage “Voorschriften inzake de inhoud van de gebruiksaanwijzing en de handleiding voor draagbaar klimmaterieel” genoemde voorschriften bevat, of voorschriften van gelijke strekking, voor zover deze betrekking hebben op het betreffende materieel. Deze handleiding moet duidelijk leesbaar zijn en in de Nederlandse taal zijn gesteld.

Artikel 4

1.Voor de beoordeling of draagbaar klimmaterieel voldoet aan het bij of krachtens dit besluit bepaalde, moet worden gebruik gemaakt van de terzake door Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde onderzoekingsmethoden voorzover deze daarvoor toereikend zijn.
2.Deze onderzoekingsmethoden worden in de Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 5

Aan de opsomming van waren in het besluit van 26 maart 1921 (Stb. 638) tot aanwijzing van artikelen als “waren” in de zin van de Warenwet (Stb. 1935, 793) wordt toegevoegd: “draagbaar klimmaterieel”.

Artikel 6

1.Dit besluit kan worden aangehaald als: “Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet)”.
2.Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
‘s-Gravenhage, 29 januari 1986
Beatrix
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,
J. P. van der Reijden
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
P. H. van Zeil
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. Kappeyne van de
Coppello

Uitgegeven de
twintigste maart 1986
De Minister van Justitie,
F. Korthals
Altes

 

Bijlage bij Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet)

Voorschriften inzake de inhoud van de gebruiksaanwijzing en de handleiding voor draagbaar klimmaterieel.

A. Inspectie en voorbereiding

  • A. 1. Controleer draagbaar klimmaterieel na ontvangst en voor ieder gebruik.
  • A. 2. Controleer vóór ieder gebruik alle onderdelen van draagbaar klimmaterieel op hun toestand en werking.
  • A. 3. Gebruik nooit beschadigd of gebroken draagbaar klimmaterieel.
  • A. 4. Breng geen tijdelijke reparaties aan aan draagbaar klimmaterieel. Laat reparaties van draagbaar klimmaterieel over aan een
    terzake deskundige.
  • A. 5. Houd draagbaar klimmaterieel zoveel mogelijk vrij van ongerechtigheden, zoals natte verf, modder, sneeuw en olie.

B. Toepassing en plaatsing

I. Algemeen

  • B. 1. Gebruik draagbaar klimmaterieel uitsluitend voor het doel waarvoor het is vervaardigd. Maak geen oneigenlijk gebruik van draagbaar klimmaterieel.
  • B. 2. Stel draagbaar klimmaterieel zorgvuldig op. Ga met overleg te werk. Plaats draagbaar klimmaterieel niet ondersteboven, achterstevoren of tegen ronde of smalle zuilen e.d..
  • B. 3. Plaats draagbaar klimmaterieel nooit op tafels, kisten, kratten of een ander onstabiel stavlak.
  • B. 4. Plaats draagbaar klimmaterieel niet op een helling of op een zachte, oneffen of gladde ondergrond.
  • B. 5. Neem extra voorzorgen wanneer draagbaar klimmaterieel voor een deuropening, in een passage e.d. moet worden opgesteld.
  • B. 6. Pas op! Metalen draagbaar klimmaterieel is geleidend voor elektriciteit. Plaats metalen draagbaar klimmaterieel op minimaal 2 meter van niet-geïsoleerde, onder spanning staande elektrische delen.
  • B. 7. Gebruik bij harde wind – windkracht 6 – buitenshuis geen draagbaar klimmaterieel.
  • B. 8. Laat opgesteld draagbaar klimmaterieel nooit onbeheerd achter. Denk aan kinderen.
  • B. 9. Beklim bij 3-delige reformladders, welke worden toegepast als vrijstaand draagbaar klimmaterieel, nooit het uitgeschoven derde ladderdeel boven het scharnierpunt.

II. Voor draagbaar klimmaterieel welk tegen een muur, wand of gevel wordt geplaatst

  • B. 10. Plaats draagbaar klimmaterieel zodanig, dat de afstand van de voet van het draagbaar klimmaterieel tot de muur ongeveer gelijk is aan een kwart van de lengte van het draagbaar klimmaterieel. (Het draagbare klimmaterieel behoort in deze stand onder een hoek van ± 75° ten opzichte van het horizontale vlak te staan).
  • B. 11. Stel draagbaar klimmaterieel op tegen een stevig dragend punt, nooit tegen een raam.
  • B. 12. Gebruik draagbaar klimmaterieel van de goede lengte. Het draagbaar klimmaterieel dient tenminste één meter uit te steken boven de plaats waartoe het toegang geeft.
  • B. 13. Plaats draagbaar klimmaterieel welk kan worden opgestoken zodanig, dat alleen beklimming mogelijk is aan de opgestoken zijde.
  • B. 14. Let er op dat bij meerdelig draagbaar klimmaterieel, welk in uitgeschoven of opgestoken stand wordt gebruikt, de haken goed over de sporten grijpen.
  • B. 15. Het optrektouw moet in de gebruiksstand van het draagbare klimmaterieel zijn vastgezet aan een sport.

C. Beklimming en gebruik

  • C. 1. Beklim draagbaar klimmaterieel altijd met het gezicht er naar toe.
  • C. 2. Beklim draagbaar klimmaterieel alleen, wanneer u minimaal één hand vrij hebt om het vast te houden.
  • C. 3. Beklim draagbaar klimmaterieel zonder platform nooit hoger dan de vierde standplaats van bovenaf.
  • C. 4. Draag bij het gebruik van draagbaar klimmaterieel geen slippers, schoenen met hoge hak of klompschoenen.
  • C. 5. Draag bij het gebruik van draagbaar klimmaterieel geen schoeisel met gladde of vervuilde zolen.
  • C. 6. Zorg dat u bij het verrichten van werkzaamheden altijd met twee voeten op het draagbaar klimmaterieel staat.
  • C. 7. Ga nooit met één voet op draagbaar klimmaterieel en met de andere voet op bijvoorbeeld een raamkozijn staan.
  • C. 8. Leun niet te ver opzij. Verplaats draagbaar klimmaterieel wat vaker.
  • C. 9. Verplaats draagbaar klimmaterieel niet wanneer u er op staat.

D. Onderhoud en opslag

  • D. 1. Onderhoud draagbaar klimmaterieel volgens de voorschriften.
  • D. 2. Inspecteer draagbaar klimmaterieel geregeld op gebreken, zoals vervorming en slijtage.
  • D. 3. Laat iedere beschadiging aan draagbaar klimmaterieel zo spoedig mogelijk repareren door een terzake deskundige.
  • D. 4. Houd draagbaar klimmaterieel schoon en vrij van ongerechtigheden.
  • D. 5. Behandel houten draagbaar klimmaterieel minimaal één maal per jaar met een houtconserveringsmiddel of met blanke lak.
  • D. 6. Schilder houten draagbaar klimmaterieel nooit met verf.
  • D. 7. Vernietig gebroken, versleten of onherstelbaar beschadigd draagbaar klimmaterieel.
  • D. 8. Berg draagbaar klimmaterieel zodanig op, dat doorhangen wordt voorkomen.
  • D. 9. Berg houten draagbaar klimmaterieel op in een koele en voldoende geventileerde ruimte.

Deze bijlage behoort bij het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet).

Wetgeving en Arbeidsomstandigheden Wetgeving

Een als arbeidsmiddel gebruikte ladder of trap hoeft niet aan de norm NEN 2484 te voldoen. De wetgever geeft simpelweg aan dat ladders en trappen aan de WarenWet / het Besluit Draagbaar Klimmaterieel moeten voldoen. Hierin wordt geen norm besproken.

Let op!!

Bij gebruik binnen een Arbo omgeving is de werkgever verplicht om de werknemer deugdelijke arbeidsmiddelen te verstrekken. Deze dienen geschikt zijn voor de gebruiksomgeving / omstandigheden. Dit betekend dat de Arbo (bij een ongeval / bij de inzet van te licht klimmaterieel) alsnog de aansprakelijkheid bij u als werkgever kan neerleggen, ondanks dat u kunt aantonen dat gekeurd materieel is ingezet. Zorg dat u daarom altijd een wel overwogen keus maakt met de aanschaf / inzet van uw materieel.